De Wijzen uit het Oosten.
Dat zouden waarzeggers geweest moeten zijn. In die tijd waren er veel waarzeggers,
en ze zeiden gewoonlijk dat ze uit het Oosten kwamen. Chaldeeën werden ze genoemd.
In het oude Israël waren waarzeggers verboden (Deut. 18:9-22). We mogen wel
aannemen, dat de toenmalige vrome Joden ze niet raadpleegden.
De Romeinen daarentegen waren zeer bijgelovig. Het begon met het proberen uit te
vinden of de goden het eens waren met bepaalde plannen. Daarvoor hadden ze een speciaal college, de
auguren.
Overigens vraagt
David op een vergelijkbare manier
Gods mening, met de Urim en de Thummim (I Sam. 23:2, 4, 11-12)
De Romeinen deden het o.a. aan de hand van het gedrag van vogels, kippen bijvoorbeeld.
Als een kip aangeboden voedsel of drinken weigerde was dat een slecht voorteken.
Soms was dat
slecht te verdragen voor een bevelhebber die stond te popelen om aan te vallen. Zo gooide consul
Claudius Pulcher, commandant van de vloot, kippen die
niet wilden drinken in zee, met de opmerking: “Nu zullen ze drinken”.
Toen hij de slag verloor werd hij beschuldigd van godslastering.
En toen
Augustus keizer werd, wisten veel mensen zich bijzondere
gebeurtenissen uit zijn geboortejaar te herinneren, die al een glorieuze toekomst voorspeld hadden.
Maar soms werd een voorspelling vooraf gedaan, en kwam nog uit ook.
Zo werd de moord op
Julius Caesar op de dag nauwkeurig voorspeld.
Maar misschien had de voorspeller “voorkennis”.
In de tijd toen Jezus werd geboren waren er dus vele waarzeggers in Rome. Ze voorspelden de toekomst,
op manieren vergelijkbaar met die van de huidige astrologie. Keizers waren vaak tegen de waarzeggerij.
Dan werden ze verbannen uit Rome.
En als je in de tijd van
Nero aan een waarzegger vroeg, hoe lang Nero nog te leven
had, dan werd dat beschouwd als hoogverraad, en dat kon je het leven kosten.
De traditie heeft nog vele details over de wijzen uit het Oosten toegevoegd. Het
zouden er drie (elk met zijn geschenk) zijn geweest,
Caspar,
Balthasar en
Melchior hebben geheten, en ze werden koningen genoemd.
Ze werden gezien als vertegenwoordigers van de drie toen bekende werelddelen.
Over het bezoek van de wijzen uit het Oosten aan Jeruzalem en Bethlehem is buiten de
Bijbel om niets bekend. En ook niet over de kindermoord.
Een flink aantal jaren na de geboorte van Jezus is er wel een koningin uit het
Oosten gekomen, uit Abilene. Dat lag in het huidige Irak. Ze heette
Helena, had zich bekeerd tot het Jodendom, en bracht
goud naar Judea voor de armen, omdatdaar hongersnood was.
Paulus heeft ook nog volgens afspraak voor deze
hongersnood bij de gemeenten gecollecteerd, zie Rom. 15:25-27, Gal. 2:10.