hoererij, en:
Dit verstaan sommigen van de lichamelijke hoererij, die wel in zichzelve niet middelmatig is, Exod. 20:14; maar van de heidenen voor gene zonde en voor middelmatig gehouden werd; 1 Cor. 6:13,14,15; anderen, van de geestelijke hoererij, dat is, afgoderij, die doorgaans van de profeten hoererij genaamd wordt, Exod. 34:16; Lev. 20:5; Richt. 2:17; Ps. 106:39; Jes. 23:17; Jer. 3:6,8; Ezech. 16:15,16; en namelijk van die soort van afgoderij, die sommigen uit de heidenen, bekeerd zijnde, bedreven, etende in de tempels der afgoden hetgeen dezen was opgeofferd; waarvan de apostel spreekt 1 Cor. 8:9,10, en 1 Cor. 10:14,21; hetwelk zij meenden, hun door de Christelijke vrijheid geoorloofd te zijn, en zij dikwijls deden met groten aanstoot der zwakken.