de engelen Gods:
Namelijk om Hem, als hunnen Heere, ten dienste te staan; gelijk geschied was in Zijne geboorte, Luk. 2:9,13, en in de woestijn, Matth. 4:11, en daarna in Zijn lijden, Luk. 22:43, in Zijne opstanding, Luk. 24:4, en in Zijne hemelvaart, Hand. 1:10.