Arius en Athanasius
Arius, ouderling in Alexandrië, leerde dat Jezus niet God is, maar een
schepsel van God. De Zoon stond onder de Vader, naar zijn mening.
Hij werd door een synode aldaar onder leiding van
Alexander,
Patriarch van Alexandrië, veroordeeld, maar kreeg veel steun van
andere bisschoppen.
Keizer
Constantijn
riep in 325 een synode bijeen in Nicea, om de zaak uit de wereld te
helpen.
Athanasius, de steun van Alexander, en later zijn opvolger,
was een belangrijk woordvoerder van de katholieken, dat wil zeggen de
aanhangers van de drieëenheid: de Zoon is God en stond naast de Vader.
Arius werd op deze synode veroordeeld, en Athanasius kreeg de taak, de
officiëele leer in een geloofsbelijdenis onder woorden te brengen.
De veroordeling leidde niet tot rust in de Kerk. De hele vierde eeuw
bleven er conflicten tussen Arianen en Katholieken bestaan, vooral ook
omdat de keizers vaak (om politieke redenen) van mening veranderden
over wie zij zouden steunen.
Afwisselend werden dus Ariaanse en Katholieke bisschoppen verbannen.
Ook Athanasius werd verbannen, onder andere naar Trier. Nog vele
concilies werden aan deze zaak gewijd. St. Nicolaas, bisschop van Myra,
zou aan één ervan hebben deelgenomen, evenals St. Servatius, bisschop
van Maastricht.
In 381 werd er een concilie in Constantinopel gehouden, dat de
geloofsbelijdenis van Nicea bevestigde, en keizer
Theodosius,
de laatste keizer van het hele Romeinse rijk, zorgde ervoor dat het
Romeinse rijk de Katholieke versie aanvaardde. Athanasius leefde toen
niet meer. Ambrosius was nu de leider van de Katholieken, maar die kwam
niet uit Egypte. Andere volkeren bleven overigens nog lang Ariaans,
bijv. de Gothen, de Vandalen, de Alanen en de Lombarden.
Theodosius maakte het Christendom tot staatsgodsdienst, en sloot bijv.
de tempels van Isis. De tempel van Philae, die sinds de dam bij Assoean
op het eiland Agilka staat, een bekende toeristische attractie, bleef
overigens nog ruim honderd jaar open.
De geloofsbelijdenis opgesteld door Athanasius, zoals die vroeger in
onze psalmboekjes stond, luidt als volgt:
"Ik geloof in één God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen.Voor alle duidelijkheid: de Apostolische Geloofsbelijdenis, zoals wij die nu kennen, is ongeveer 200 jaar na de belijdenis van Nicea tot stand gekomen. Hierbij zijn de duidelijke verwijzingen naar het conflict tussen Arianen en Katholieken uit de tekst verwijderd. Die waren toen niet zo belangrijk meer.
En in één Heer Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader vóór alle tijden, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, geboren en niet gemaakt, één van wezen met de Vader, en door wie alles is gemaakt, die om ons mensen en om ons behoud is neergedaald uit de hemel en is vlees geworden van de heilige Geest uit de maagd Maria en is mens geworden; die ook voor ons is gekruisigd, onder Pontius Pilatus geleden heeft en is begraven en ten derde dage wederopgestaan naar de schriften en, opgevaren te hemel, zit ter rechterhand van de Vader en zal wederkomen in heerlijkheid om te oordelen de levenden en de doden; en zijn Rijk zal geen einde hebben.
En in de Heilige Geest, de Heer, die levendmaakt, die uitgaat van de Vader en de Zoon, die met de Vader en de Zoon tezamen aanbeden en mede verheerlijkt wordt, die gesproken heeft door de profeten.
En één heilige, algemene, en apostolische Kerk. Wij belijden één Doop tot vergeving der zonden. En wij verwachten de opstanding der doden en het leven in de toekomende eeuw."
VI. Constantijn de Grote
Naar de index
VIII. De Monophysieten